Ik ben Chahida el Mossaoui , inmiddels 17 jaar vrijwilliger bij Stichting Kernkracht, een organisatie die zich inzet voor mensen met een psychische kwetsbaarheid, maatschappelijke opvang en dak en thuislozen.
In mijn werk kom ik in contact met mensen met verschillende culturele achtergronden. Dus ook met Surinaamse mensen. Het slavernijverleden van hun voorouders is nooit onderwerp van gesprek geweest. Misschien omdat zij zelf ook niet goed wisten hoe het zat? Ik wist er in ieder geval nauwelijks wat van. Er werd op school nooit gesproken over het trauma van de geschiedenis, die doorgegeven werd en wordt via de volgende generatie.
Door aanwezig te zijn geweest bij de Garenspinnerij op 1 juni, en deel te hebben genomen aan stadsgesprekken rond Ketti Kotti, kan ik nu zeggen dat ik een klein beetje meer weet, maar dat is denk ik nog lang niet genoeg.
Het lijkt te ontbreken aan kennis van het verleden, maar vooral ook van het heden, hoe kunnen we verandering aanbrengen die niet alleen maar zichtbaar is als het onderwerp van gesprek is maar veranderingen die ook op andere momenten merkbaar zijn.
Mensen uit een minderheidsgroep worden nog veel te vaak , soms dagelijks, achter gesteld omdat zij niet tot de dominerende blanke groep behoren.
Ik wil een voorbeeld geven van een gesprek tijdens een van de stadsgesprekken wat mij heel erg heeft geraakt.
Een van de deelnemers van Surinaamse afkomst vertelt dat hij is gaan flyeren in zijn woonwijk. Hij wil een flyer aanbieden aan een Nederlandse mijnheer. Die wil de flyer niet aanpakken en loopt zijn huis in. Er wordt niet gevraagd goh wat betekent dat voor jou. Want daarmee zou er een gesprek op gang hebben kunnen komen over ervaringen , maar in plaats daarvan neemt een Nederlandse mijnheer die ook aanwezig was bij het stadsgesprek, het op voor de Nederlandse mijnheer, die niet eens aanwezig was. Er wordt dus volledig voorbij gegaan aan wat het de Surinaamse mijnheer ervaren heeft, dat hij zo behandeld werd.
Dit is een klein voorbeeld waarvan er nog talloze zijn. Helaas niet alleen bij de mensen met een slavernijverleden, want er wordt nog veel te veel in hokjes gedacht , ook naar andere minderheden toe.
Dat is de reden dat ik van dit inspreekrecht gebruik maak, omdat ik het belangrijk vind dat we er niet alleen maar naar kijken en het er af en toe een keer over hebben, maar dat we echt met elkaar in gesprek blijven gaan. Ik vind het een taak van de gemeente om dit te faciliteren. Daarmee zend de gemeente het signaal uit : wij willen niet dat mensen als tweede rangsburgers worden neergezet. Iedereen telt mee ongeacht zijn of haar achtergrond.
In mijn jeugd werd er alleen verteld over de Gouden Eeuw hoe goed de welvaart in die tijd was, maar verder kregen we niets mee. Dat kan anders. Kennisoverdracht op scholen, dialogen op scholen kunnen er ook toe bijdragená, dat er straks niemand meer kan zeggen: we hebben het niet geweten.



0 reacties